Skip to main content

De gemeente - Omgaan met de bestaande voorraad

Auteur
Monique Arkesteijn, Louk Heijnders en Peter de Jong

Voor welke actuele opgave zien gemeentes zich gesteld bij het accommodatiebeleid rond basisscholen, opvangvoorzieningen en kindcentra? De tijd van nieuwbouw is voorbij, de opgave ligt nu bij verbouw, sanerings- en transformatieopgaves. Hoe krijgt dat vorm?

Aandachtspunten

-Zet in op een meer integrale aanpak bij de omgang met de gebouwvoorraad van onderwijshuisvesting, waarbij ook gekeken wordt naar huisvesting van andere voorzieningen.

-Gemeente, school, opvang en andere partijen zoeken naar een gedeelde visie waarbij ze ieder hun financiële middelen inbrengen.

-Het gemeentelijk beleid streeft meer naar een voorraadaanpak gericht op het saneren en verbeteren van de bestaande voorraad.

-Het economische verkrijgingsrecht wordt vertaald in een beheervisie die zowel rekening houdt met de huidige gebruiker, het schoolbestuur, als met toekomstige gebruiksfuncties voor het pand.

-Het beleid van de rijksoverheid zou erop gericht moeten zijn om tenminste de obstakels voor goede samenwerking in de huidige wetgeving te slechten.

Voorbeelden

-Het creëren van centrale wijkvoorzieningen: Brede school Het Startblok, Arnhem

-Alliantie van meerdere instellingen maakt hergebruik mogelijk: De Puntenburg, Utrecht 

-Transformatie vanwege krimp: Brede school De Keerkring, Dordrecht

Gebouwvoorraad

De bestaande huisvestingssituatie is voor gemeentes het vertrekpunt voor de besluitvorming over renovatie, onderhoud, verbouwen of nieuwbouw van de kindvoorzieningen. Leidend is hoe vanuit die situatie ingezet kan worden op verbetering. Daarbij houdt de gemeente in het oog hoe de voorraad in de gehele gemeente is, en maakt tevens een analyse van de kwaliteit van een geboden voorziening. Afwegingen over gebouwverbetering vinden plaats vanuit drie perspectieven: vanuit de aanpak op voorraadniveau, de aanpak op wijkniveau én de aanpak op gebouwniveau.

Bij de totstandkoming en implementatie van het accommodatiebeleid vervulde de gemeente traditiegetrouw een regierol. Maar de laatste tijd laat de gemeente die taak steeds meer liggen. Via doordecentralisatie kan zij deze taak onderbrengen bij schoolbesturen of huisvestingscorporaties. Waar doordecentralisatie helpt om beter afwegingen te maken op gebouwniveau, helpt een Integraal Huisvestingsplan (IHP) (onderwijs) of accommodatiebeleid (meerdere functies) om betere afwegingen te maken op voorraadniveau. Dit IHP zou aangevuld moeten worden met een business case op voorraadniveau waarbij de economische en financiële risico’s goed in kaart worden gebracht. Via doordecentralisatie van middelen naar een samenwerkingsverband tussen schoolbesturen, in plaats van naar individuele schoolbesturen, kunnen beschikbare middelen beter worden ingezet en risico’s beter worden beheerst.

Startblok Arnhem

Gebouwniveau

Bij het realiseren van nieuwe huisvesting en aanpassingen daarvan wordt meestal alleen gestuurd op de investeringskosten. De gevolgen voor de exploitatiekosten en de restwaarde van een gebouw worden dan buiten beschouwing gelaten. Dit heeft tot gevolg dat investeringen die kunnen leiden tot lagere exploitatiekosten niet worden gedaan. Het gevolg is dat de exploitatiekosten hoger zijn dan noodzakelijk en kansen op een duurzamer gebouw en exploitatie worden gemist. Bovendien zijn voor het voorgezet gebruik van het gebouw noodzakelijke aanpassingen niet of alleen tegen hoge kosten mogelijk. Daarom kan het beter zijn te denken vanuit de totale kosten van het gebouw tijdens de gehele levensduur. Deze werkwijze leidt niet alleen tot lagere kosten voor schoolbesturen en gemeentes, het dwingt ook tot denken vanuit gebruik en exploitatie van het gebouw, hetgeen vaak een betere gebruikskwaliteit oplevert. Meestal wordt gerekend met een levensduur veertig of vijftig jaar, maar door de oogharen bekeken is een voorzichtige tachtig jaar een meer aannemelijke waarde (zie de gebouwen in de scholenbouwatlas). 

Kosten transformatie

De vraag of nieuwbouw duurder of goedkoper is dan renovatie/verbouw wordt vaak gesteld en is in zijn algemeenheid niet te beantwoorden. De transformatiekosten kunnen variëren tussen de twintig procent en honderdtwintig procent van een nieuwbouwoplossing. In ieder geval zijn de totale bouwkosten van een transformatie volledig afhankelijk van het gekozen niveau van de ingrepen. Eenvoudig gezegd: als genoegen wordt genomen met een lager kwaliteitsniveau, of als de kwaliteitseisen waaraan moet worden voldaan, worden afgestemd op het gebouw, kan verbouw goedkoper uitvallen. Bovendien kunnen bij transformatie de soms aanzienlijke kosten voor aanpassing van de infrastructuur worden vermeden die samenhangen met de keuze voor een nieuwe locatie.

Samenwerking in complexe gebouwen

De toenemende complexiteit van gebouwen heeft de complexiteit van de financiering vergroot. Bij onderwijshuisvesting is de bekostiging van huisvesting verdeeld over gemeentes en schoolbesturen. Met de toevoeging van een opvangorganisatie en bij multifunctionele accommodaties raken echter nog meer partijen en financiële geldstromen betrokken. Voor een goede transformatie van de voorraad moet kunnen worden gestuurd op de kosten over de gehele levensduur (sturen op levensduurkosten). Hiertoe moeten de verschillende geldstromen bij elkaar worden gebracht.

Kengetallen Primair onderwijs

 

Aantal leerlingen: 1.650.000

 

Aantal leerkrachten: 127.000

 

Aantal scholen: 7.500

 

Aantal schoolgebouwen: 9.000

 

Aantal m2 BVO: 12.000.000

Gegevens voorraad onderwijshuisvesting Primair Onderwijs (bron: EIB 2013) 

 

Meer lezen?

In de Scholenbouwtlas. Verbouwen als nieuwe opgave voor basisscholen en kindcentra ( het boek), staat een uitvoeriger tekst over dit onderwerp.

(Afbeelding: Brede School Het Startblok, Arnhem. foto Pim Geerts)